Een publieke terminal bestond uit een speciaal door Stallinga ontworpen werkplek uitgerust met een terminal en een modem, opgesteld in de openbare ruimte. Iedereen kreeg 30 minuten toegang. Daarna was de volgende persoon aan de beurt. Marianne van den Boomen verhaalt in oktober 1995 over een dakloze (op de linker foto zichtbaar?): “Er is naar verluidt zelfs een poos een huis geweest van een dakloze, die gebruik maakte van de openbare terminal in de binnenstraat bij de Stopera. Het is natuurlijk de wrangheid ten top; zijn digitale huis heette ook nog Atlantis. Inmiddels is Atlantis verdwenen, evenals trouwens de terminal in de Stopera-binnenstraat. Die staat nu binnen op de gemeentebalie, bewaakt door een ambtenaar er kwam te veel raar volk af op de terminal in de binnenstraat.”

Publieke participatie
Toegankelijkheid was een belangrijk aspect van de virtuele stad. Iedereen in de stad moest de mogelijkheid krijgen om de DDS te bezoeken. De gemeente Amsterdam besloot, vanwege het succes en de belangstelling, in juli 1994 het project DDS voor een tweede keer financieel te ondersteunen, tot 1 januari 1995. Verdere uitbreiding van de participatie van de burgers was hierbij een van de uitgangspunten. De uitbreiding van het aantal publieke terminals moest hier onder andere voor zorgen.

“De Digitale Stad is in essentie een computernetwerk, aangesloten op het wereldwijde Internet, waarin Amsterdam omgetoverd is tot een kunstmatige (virtuele) stad. Onafhankelijk van plaats, tijd, geld of status kan een ieder de stad betreden via een computer met modem of een publieke terminal.”
Uit: Projectvoorstel 2e fase (1 juli 1994)

Wat kostte zo’n publieke terminal?
Eenmalige kosten
- 2 x modem: 1.500 gulden
- huurlijn: 500
- 1 x poort 250
- computer: 3.000
- Totaal: 5.250 gulden (dat is ongeveer 2.569 euro)

Jaarlasten
- huurlijn: 2.000
- beheer: 2.500
- Totaal: 4.500 gulden (dat is ongeveer 2.201 euro)

Bron: Handboek Digitale Steden (februari 1995), geschreven door Kees Schalken en Joost Flint, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken.