Casaquins en caraco’s

In de eerste helft van de achttiende eeuw verschijnen voor het eerst de casaquins: korte jakken die aan de voorzijde getailleerd waren en aan de achterzijde losvallende plooien hadden. Dit waren eigenlijk niet meer dan japonnen die op heuplengte waren afgesneden. Rond het midden van de eeuw neemt de populariteit  van de casaquin af, waarna de jakken rond 1760-1770 opnieuw verschijnen onder de naam caraco. Ze hadden een losse of aansluitende rug. Het enige verschil tussen een caraco à la française en een caraco à la polonaise was de pli Watteau (losvallende stolpplooien) op de rug. In de tweede helft van de achttiende eeuw werd de caraco, in Nederland ook wel jukaatje genoemd, populair onder de gegoede burgervrouwen. [1] Het getailleerde jak werd gedragen op een wijde rok. De caraco kon verschillende lengtes hebben. De mouwen waren halflang maar tegen het einde van de achttiende eeuw verschijnen er ook jakken met lange mouwen. Soms waren jak en rok van dezelfde stof gemaakt, dit kostuum imiteerde dan in feite een japon. In de meeste gevallen waren jak en rok echter gemaakt van verschillende stoffen.

Stoffen

De caraco kon van modieuze stoffen, zoals sits (bedrukt katoen), zijde of damast zijn gemaakt. Jakken van dit soort deftige stoffen werden niet alleen door rijke vrouwen als huisdracht gedragen, maar ook door welgestelde boerinnen op zondag. Jakken en rokken van eenvoudige stoffen, zoals katoen, linnen en wol, werden veel in de volksdracht gedragen. Het was gebruikelijk om hierbij een muts, halsdoek en schort te dragen. Alleen de mooiste jakken van kostbare stoffen zijn in kostuumcollecties bewaard gebleven. Hierdoor kan er een vertekend beeld ontstaan van wat voor soort kleding men in de achttiende eeuw droeg. Werkende vrouwen van het platteland bleven jakken van sits of Europese katoendruk lang doordragen. Ook al waren ze niet meer in de mode, door de praktische eigenschappen zoals wasbaarheid en kleurechtheid bleven ze een geliefd kledingstuk. Waarschijnlijk werden de meeste streekdracht-jakken gemaakt door jakkennaaisters. In Nederland komen er twee soorten jakken voor: het ‘geknipte’ jak dat bestaat uit verschillende patroondelen en het ‘gevouwen’ jak dat uit een rechthoekige lap is gemaakt.

Coureur

In het Nederlandse modetijdschrift Kabinet van Mode en Smaak (1791-1794), die zijn modeprenten en informatie kopieerde uit het Franse modetijdschrift Journal de la Mode et du Goût (1790-1793), worden diverse caraco’s besproken. Waaronder de Caraco à l’Espagnol, Caraco a la Junon en Caraco à la Guimard. Over de Caraco a l’Officiere wordt op pagina 38 gezegd: ‘De taille, het omslag, de kraag of collet, en zakken zijn in een lossen Engelschen smaak, met eene ronde rok. De zelve staat zeer fraai en zindelijk. Men gebruikt haar op het land en te paard’. Naast het model werd dus ook de toepassing besproken. De caraco werd in Franse en Nederlandse modetijdschriften ook wel coureur genoemd. Op pagina 42 wordt de heersende mode voor ‘Onze Dames’ en ‘Onze Petit maitres’ uitgebreid besproken: ‘ De zoogenaamde Coureurs of Caraco’s van violet satin, en eene zeer smalle taille zijn thans algemeen, waarover men een zwarte bandelier met roode ornamenten draagt, en onder dezelve een wit-satijne rok, van onderen met een breed rood borduursel op een zwarten grond.’

 

[1] Zie p. 163 van De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782):‘Moeder had een soort van negligé op, met een root lint, een Jukaatje aan, een wit boezelaartje voor, en was, in ’t geheel, huiselijk.’

 

Literatuur:

J.H. Der Kinderen-Besier, De Kleeding onzer Voorouders: 1700-1900, Amsterdam, pp. 52 t/m 76.

François Boucher, Histoire du Costume, Paris, 1965.

Annemarie den Dekker, Rijk gekleed, van doopjurk tot baljapon 1750-1914, Amsterdam 2005.

M.A. Ghering-van Ierlant, Vrouwenmode in Prent, modeprenten 1780-1930, Amsterdam 2007.

Jacoba de Jonge, Eigenzinnig in de mode, p. 209 in En Vogue! Mode uit Frankrijk en Nederland in de 18de eeuw, Gemeentemuseum Den Haag, 2005.

Ietse Meij, Haute Couture & Prêt-à-porter; Mode 1750-2000, Gemeentemuseum Den Haag, 1998, pp. 28-29.

Sylvia van Dam Merrett, Geknipt of gevouwen? Jakken van de Walcherse streekdracht, pp. 30 t/m 39 in Kostuum 2010, Jaaruitgave van de Nederlandse Vereniging voor Kostuum, Kant, Mode en Streekdracht.

Jacques Ruppert, Le Costume IV - Époques Louis XVI et Directoire, Flammarion, Parijs, 1947, p. 28.

Hanneke J. van Zuthem, Mode en Streekdracht, pp. 194 t/m 196 in En Vogue! Mode uit Frankrijk en Nederland in de 18de eeuw, Gemeentemuseum Den Haag, 2005.

 

Bronnen:

http://www.earlydutchbooksonline.nl/nl/edbo

Kabinet van Mode en Smaak (eerste deel), pp.38-42.

http://gtb.inl.nl/

http://www.earlydutchbooksonline.nl/nl/view/image/searchvalue/jukaatje/searchaction/list/id/dpo%3A3711%3Ampeg21

http://www.earlydutchbooksonline.nl/nl/view/image/searchvalue/Caraco/searchaction/list/id/dpo%3A1777%3Ampeg21%3A0121

https://books.google.nl/books?id=VdFGAAAAcAAJ&lpg=PT134&ots=2lfMToXJ1R&dq=pierrot%20hollandois&hl=nl&pg=PT134#v=onepage&q=pierrot%20hollandois&f=false

De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, uitgegeven in 1782 door Betje Wolff en Aagje Deken:

https://books.google.nl/books?id=cXQUAAAAQAAJ&lpg=PA163&ots=2dDh47TX2-&dq=jukaatje&hl=nl&pg=PR1#v=onepage&q=jukaatje&f=false

 

 De lange versie van dit artikel is te lezen op #modeblog.